Telefoon:

Introductie van de casus

De buurt Mariaberg heeft de volgende officiële, door de gemeente beheerde publieke speelplekken buiten (zie Figuur 3.3.1):

  • In deel-buurt Blauwdorp ligt aan de Noordzijde een verhard voetbalveldje en direct daarnaast een speeltuintje met één grotere wipwap naast een verhard plein met daaromheen enkele winkels (1). Op geringe afstand daarvan bevindt zich een omheind speeltuintje met kleine glijbaan, klimrek en wipkip (2). Ten slotte ligt aan Zuidzijde van Blauwdorp een klein speelplekje met wipkip, draaimolentje en glijbaan voor de allerkleinste kinderen (3).

  • In deel-buurt Proosdijveld ligt op de grens met Trichterveld een redelijk groot ‘sportpark’ met callesthenics-terrein, voetbalkooi en basketbalveld (4). Op ruim een halve kilometer daarvandaan ligt een veel bescheidener speelplek met een wipkip, evenwichtspaaltjes en een mini-draaimolentje (5). Ten slotte ligt in het midden van de buurt een grasveldje met kippenren waar sectie 3.4 van dit verslag aan geweid is (6).

  • In deel-buurt Trichterveld ligt een vrij grote speeltuin met een behoorlijk aantal verschillende speel-attributen en met aansluitend voetbalveld (7).

Direct naast de buurt ligt nog een enkele speelplek met een glijbaan, schommel en klimrek (bij de Theresiakerk, vrij direct aan de andere kant van de Ruttensingel). Andere door de gemeente beheerde speelplekken liggen verder weg van Mariaberg.

Figuur 3.3.1: door de gemeente beheerde speelplekken in Mariaberg

Door decentralisatie van taken in het sociaal domein met een forse korting had de gemeente Maastricht in 2020 een begrotingstekort van 27 miljoen euro. De verwachting was dat dit tekort bij ongewijzigde omstandigheden alleen maar zou toenemen. Bovendien stelde het Rijk minder geld beschikbaar aan alle gemeenten. Als één van de maatregelen als onderdeel van een pakket om een sluitende begroting voor 2021-2024 vast te stellen voor Maastricht, werd voorgesteld het ‘Stoppen/verminderen met het in stand houden van openbare sport- en speelvoorzieningen’ (KPMG, 2020). In november 2020 werd door de gemeenteraad (bij de begrotingsbehandeling) ingestemd met de maatregel.

In maart 2021 benoemde de gemeente 125 van 200 speelplekken in Maastricht die daarvoor zouden moeten verdwijnen, in 32 van de 34 buurten van Maastricht. Dit zou vooral kosten besparen door minder beheer, onderhoud en reparatiekosten. In totaal zou de maatregel zo’n 200 000 euro besparen. Voor haar keuze had de gemeente gekeken naar het aantal kinderen in een buurt, hoe intensief de speelplekken werden gebruikt en of het ging om slechts een enkel geïsoleerd speelelement. De gemeente gaf wel aan dat ze over deze selectie nog overleg wilde met deze buurten. Overtuigende argumenten van buurtbewoners zouden zwaar wegen en elke burger zou in principe op maximaal 400 meter van zijn huis een speelplek moeten kunnen blijven vinden. Daarnaast gaf de gemeente aan zich juist meer te willen concentreren op een kwalitatieve verbetering van de speelplekken die groter waren en meer gebruikt werden. Het ‘opruimen’ van de speelplekken (weghalen van de speelinstrumenten) was gepland om vanaf 2022 in fasen te verlopen en 5 jaar te duren. (De Limburger 2021a; 1Limburg, 2021a).

Hierop kwamen bewoners binnen enkele dagen in actie met protesten bij de speelplekken. brieven, insprekers en het ondertekenen van een petitie door bijna 6000 Maastrichtenaren. Wat door hen vooral niet begrepen werd, is hoe tot de 125 ‘weg te bezuinigen’ plekken gekomen was zonder eerst met een enkele buurt overlegd te hebben. De gemeente reageerde hierop dat inderdaad eerst met de buurten van gedachten gewisseld zou worden, en dat kinderen de mogelijkheid gegeven zou blijven worden om dichtbij huis te kunnen blijven spelen. Door Corona was volgens de wethouder tot dan toe fysiek overleg onmogelijk geweest. Aan de ene kant was er een gerede kans dat de een raadsmeerderheid over een paar weken wel degelijk zou instemmen met het opruimen van de speelplekken. Dit omdat de bezuinigingen gehaald moesten worden. Aan de andere kant was de verwachting dat veel plekken in de praktijk niet gesloopt zouden worden (De Limburger 2021b).

In april 2021 werd aan de gemeenteraad een raadsinformatiebrief gestuurd met als onderwerp ‘Beantwoording diverse vragen nota Speulentere en uitwerking bezuinigingsmaatregel 8,5 (indikken areaal openbare sport- en speelvoorzieningen)’. Hierin gaf een beleidsmedewerker bewegen, sport en recreatie antwoord op vragen gesteld door de gemeenteraad. Vraag 1 luidde: “Is het niet het meest juiste traject om eerst met de buurten in overleg te gaan en te kijken naar mogelijke oplossingen i.p.v. eerst een raadsvoorstel te laten vaststellen en pas daarna met de buurten te praten? Waarom heeft u deze haast als dit slechts een half jaar vertraging oplevert? Waar is hier de burgerparticipatie?”. In het antwoord gaf de beleidsmedewerker aan dat de raad op 21 oktober 2020 de Pre-begroting heeft vastgesteld waarvan de maatregel over het indikken van het areaal openbare sport- en speelvoorzieningen onderdeel was. En dat het moment om contact te leggen met de buurten helaas uitgesteld was als gevolg van corona (Gemeente Maastricht, 2021b).

Later in april werd het plan om de 125 speelplekken in 2022 te verwijderen geannuleerd. Dit als gevolg van een amendement ingediend door de Liberale Partij Maastricht. Dit amendement werd volop gesteund en uiteindelijk werd het bezuinigingsvoorstel geschrapt (1Limburg, 2021b).

Leervragen voor de casus

Tijdens de interviewsessies, buurtwandeling en in-kaart-breng-oefening met de leergemeenschap  (zie de Algemene methode) hebben we als onderzoekers de volgende leervragen geformuleerd:

  1. In hoeverre voldoen de speelplekken in en om Mariaberg aan de verschillende behoeften van bewoners?

  2. Hoe verbind je de buurten in Mariaberg en hoe breng je mensen uit de verschillende buurten met elkaar in contact? Meer specifiek, hoe verbind je Trichterveld met Blauwdorp?

Leervraag één kwam zowel van de gemeente, ontwerpbureaus en gezondheidsonderzoekers en provincie (de ‘systeemwereld’) als van buurtopbouw en buurtnetwerk (de ‘leefwereld’). Vraag twee kwam vooral vanuit de gemeente, maar ook van een enkele medewerker van de GGD en buurtbewoner.

Beschrijving van de casus

Start inventarisatie van sport- en speelplekken van Mariaberg

In april 2022 worden we als onderzoekers door Buurtopbouwwerk van Mariaberg gevraagd om mee te helpen met een inventarisatie van de speelplekken van Mariaberg. De aanleiding voor deze inventarisatie is dat Buurtopbouwwerk maar ook het Buurtnetwerk denken dat we ze kunnen ondersteunen bij het verder vormen van hun idee betreffende gebruik van de speelplekken in de buurt. En bij hun idee van in hoeverre deze speelplekken voldoen aan de behoeften van kinderen van verschillende leeftijdsgroepen. Daarnaast wordt door hen de aangekondigde gemeentelijke inventarisatie van speelplekken genoemd (zie sectie 'Introductie van de casus'). Hoewel die pas over enkele maanden werd verwacht, wordt aangegeven dat het goed zou zijn om hiervóór al meer een overzicht te hebben. De vragen van Buurtopbouw en Buurtnetwerk overlappen met onze leervragen (ze vorige sectie). Ze luiden namelijk: wat doen de kinderen op bepaalde plekken die ze elders niet kunnen doen? Wat doen ze er niet wat ze nu elders moeten doen? Wat willen ze wel doen maar kunnen ze nergens doen? Hoe zou de plek verbeterd kunnen worden? Hoe vaak komen ze er? Waar komen ze vandaan? Daarnaast geeft de buurt-opbouwwerker aan dat het buurtnetwerk bezig is met het  opstarten van een ‘kinder-buurtnetwerk’. Een activiteit om de speelplekken onder de loep te nemen zou één van de eerste activiteiten kunnen zijn van dit kinder-buurtnetwerk. (Een deel van de kinderen waarmee dit netwerk gestart werd, was ook betrokken bij het participatief proces van de inrichting van het buurtpark Blauwdorp.) Naast deze activiteiten met de ‘vaste groep’ kinderen zou het nuttig zijn om de kinderen (of hun ouders bij jongere kinderen) te spreken die we ter plaatse op de speelplekken aantreffen. Het Buurtnetwerk onderschrijft het nut van deze inventarisatie. De onderzoekers van RuimteGIDS geven aan dat ze kunnen ondersteunen waar nodig, bijvoorbeeld specifiek bij het observeren van de speelplekken (Universiteit Maastricht, 2022c).

Inventarisatie van sport- en speelplekken van Mariaberg

Voor de selectie van zeven plekken zoals bepaald samen met de buurtopbouwwerker hebben we als onderzoekers vooral in de periode van juli tot en met oktober 2022 observaties en interviews gedaan. We behandelen hieronder per plek de belangrijkste bevindingen. (Voor een kort tabeloverzicht van de observaties per plek foto’s van de plek op ooghoogte, zie de Bijlage bij dit verslag.)

Voetbalplek en speeltuintje bij plein (Volksplein)
Dit plein met (stenen) voetbalveld, wipwap en zitbankjes lijkt in dezer periode vooral aan het eind van de dag gebruikt te worden. Jongeren vanaf middelbare schoolleeftijd komen hier regelmatig om elkaar te ontmoeten, vooral rondom en op de bankjes. Deze leeftijdsgroep en ook de net wat jongere kinderen (van einde-basisschool-leeftijd) komen hier regelmatig om te voetballen of andere spellen te doen met de bal. In gesprekken met bewoners wordt aangegeven dat het plein niet goed genoeg onderhouden wordt. Er is vooral veel kritiek op het milieuperron vanwege de rommel daaromheen. De speelplek voor kinderen wordt door sommigen als voldoende ervaren, maar anderen geven aan dat er te veel asfalt is en dat elementen zoals de ‘verloren zandbak’ (de cirkel met zand naast het voetbalveldje) beter kunnen worden vervangen door iets bruikbaars voor kinderen of groene elementen. Verder geven enkele bewoners aan dat ze het plein en de bredere publieke functie die het vroeger had als ontmoetingsplek missen (aangezien hier vroeger jaarlijks een evenement werd georganiseerd).

Figuur 3.3.2: Voetbalplek en speeltuintje bij plein (Volksplein).

Klein omheind speeltuintje (Aart van Trichtweg)
Dit speeltuintje is omheind met een laag hekje en bestaat uit een klimrek met glijbaan, wipkip en balvanger. De plek wordt af en toe bezocht door ouders met hun kleinere kinderen. Een groepje bewoners heeft aangegeven dat de hevige mate van betegeling en het gebrek aan zitplaats de speelplek minder aantrekkelijk maakt.

Figuur 3.3.3: Klein omheind speeltuintje (Aart van Trichtweg).


Klein speelplekje voor erg jonge kinderen (Goeman Borgesiusplantsoen)

Dit kleine speelplekje bevindt zich in een hoekje van een ‘woonplein’, net buiten een plantsoen waar de woonhuizen in een U-vorm omheen zijn gebouwd. Deze met een hek omheinde tuin wordt door de omwonenden onderhouden. Het plantsoen is op zaterdagen wel open, maar is niet bedoeld voor anderen dan omwonenden. (Anderen zouden zich wel kunnen opgeven als vrijwilliger.) Op het speelplekje staan speeltoestellen voor kleine kinderen: een draaimolentje, wipkip en glijbaantje, en een bankje. De speeltoestellen zijn al ongeveer twintig jaar hetzelfde, geven omwonenden aan. Andere buurtbewoners geven aan dat kleine kinderen onder begeleiding van hun ouders regelmatig gebruik maken van het mini-speeltuintje. Veel bewoners geven aan dat het fijn is dat er daar iets is voor de kleinste kinderen, maar dat het wel wat te beperkt is qua mogelijkheden. Ook geven ze aan dat de toestellen (zoals de glijbaan) vaak beklad zijn, waardoor het minder prettig is om hun kinderen er vrij te laten spelen. Ook wat oudere kinderen maken er gebruik van na of tijdens een bezoek aan het nabijgelegen café. Enkele gesproken omwonenden geven aan dat ze vinden dat er best iets bij aangelegd mag worden, zoals een klimrek.

Figuur 3.3.4: Klein speelplekje voor erg jonge kinderen (Goeman Borgesiusplantsoen).

Sportpark (Florasingel)
Dit sportveld met calisthenics-veldje, voetbalkooi, basketbalveldje, Jongeren Ontmoetings Plek (JOP) en grasveld met een bankje wordt gebruikt op vrijwel alle dagdelen en zowel doordeweeks als in het weekend. Dit blijkt ook uit eerdere observaties en interviews in dit gebied van de afgelopen jaren (opvraagbaar bij de auteurs van dit verslag). De enige uitzondering lijkt de vroege ochtend te zijn. Het calisthenics-park wordt vrijwel constant gebruikt. Het voetbal- en basketbal-deel wordt ook regelmatig gebruikt. Het calisthenics-park wordt vooral door studenten gebruikt, maar ook door jongeren en iets oudere volwassenen. De Jongeren Ontmoetings Plek wordt ook vooral gebruikt door jongeren en studenten. Deze groep geeft echter aan dat ze de afgelopen jaren steeds meer het gevoel hebben gekregen niet meer welkom te zijn en dat de plek steeds minder goed wordt onderhouden. Veel (oudere) buurtbewoners geven aan dat ze geen last hebben van de jongeren en het belangrijk vinden dat er genoeg ruimte voor hen in de buurt is. Naast de jongeren die in het sportpark ontspannen en sporten, zijn er vooral mensen die bij de Florasingel komen om hun hond uit te laten. In het grasveld-deel met bankje zitten af en toe volwassenen. Bijvoorbeeld wachten zij daar tot hun kinderen uit school komen om ze op te halen. Volgens één van hen is de plek wel geschikt voor kinderen, vooral in combinatie met de grotere speeltuin (Bataviaplantsoen) verderop. Echter zouden zij graag zien dat er wat meer en betere bankjes komen. 

Figuur 3.3.5: Sportpark (Florasingel).

Speelplek met relatief weinig speelinstrumenten (Begoniastraat)
Dit speeltuintje bestaat uit twee bankjes, een wipkip, evenwichtspaaltjes en een mini-draaimolentje. Tijdens de observatie-sessies wordt veel hondenpoep gevonden langs de randen. De plek wordt volgens omwonenden nog maar weinig gebruikt. Volgens omwonenden was de inrichting van de speeltuin zo’n 10 jaar geleden veel beter, omdat niet alleen groter (grotere speeltuigen) was, maar ook geschikter door haar omheining. Die omheining maakte het niet alleen veiliger, maar voorkwam ook dat mensen er hun honden lieten poepen. Er komen nog wel af en toe studenten en jongeren op het bankje zitten, maar er zijn amper spelende kinderen te vinden. Er wonen volgens omwonenden wel voldoende kleine kinderen in de buurt, maar de plek is nu niet aantrekkelijk en veilig genoeg voor hen en hun ouders.

Figuur 3.3.6: Speelplek met relatief weinig speelinstrumenten (Begoniastraat).


Grasveldje met kippenren (Orchideeënstraat)

Dit betreft een grasveldje achter het buurtcentrum van Mariaberg, omheind door een blokhaag aan haar andere drie zijden. Tussen het buurtcentrum en kinderopvang enerzijds en het veldje anderzijds loopt een voetpaadje. Op enkele plekken langs de rand van het veldje staan middelgrote bomen. Sinds enkele jaren is er een kippenren aangelegd, dat wil zeggen een omheinde plek van zo’n 10 bij 30 meter waar enkele kippen en een haan wonen. Deze kippen en hun verblijf worden door ‘kippenouders’ in de buurt onderhouden. De kippen worden ook leuk gevonden door kinderen en ouders die niet kippenouders zijn. Mensen uit de hele buurt Mariaberg geven aan dat ze het kippenveldje een leuk initiatief vinden en hier graag langslopen. Er zijn ook enkele bewoners die sceptischer zijn en vinden dat het geld dat hierin geïnvesteerd is beter aan andere dingen kan worden uitgegeven (zoals elementen voor ouderen). Zie casus 'Kippenveldje' voor het aparte hoofdstuk over het kippen-initiatief van de bewoners. De rest van het grasveldje wordt soms ook gebruikt om, al dan niet in de schaduw van de enkele bomen, op tuinstoelen te ontspannen. Onderdeel jeugdwerk van Buurtopbouwwerk doet er regelmatig sporten en organiseert er spelletjes of zelfs grotere evenementen, zoals een buurtcamping. Aan de andere kant van de Orchideeënstraat ligt een braakliggend veld waarop door de woningcorporatie opnieuw gebouwd zal worden.

Figuur 3.3.7: Grasveldje met kippenren (Orchideeënstraat).

Grotere speeltuin met diverse wat grotere speel-instrumenten (Bataviaplantsoen)
Deze speeltuin met aansluitend voetbalveld en bankjes wordt gebruikt op vrijwel alle dagdelen en zowel doordeweeks als in het weekend. Vooral het speeltuin-deel wordt vrijwel constant gebruikt. Het voetbal- en bankjes-deel wordt minder gebruikt. Dit blijkt ook uit eerdere observaties en interviews in dit gebied van de afgelopen jaren (opvraagbaar bij de auteurs van dit verslag). De enige uitzondering waarop de speeltuin niet gebruikt wordt, lijkt de vroege ochtend te zijn. Het speeltuin-deel wordt vooral door jonge kinderen met hun ouders of grootouders gebruikt, maar ook door net iets oudere kinderen (tot 12 jaar oud). Bewoners geven aan dat het soms ook als hangplek wordt gebruikt, wat het volgens hen dan weer minder geschikt maakt voor de jongste kinderen om rond te rennen. Vooral de spelattributen worden gebruikt door deze doelgroepen. De picknick-bankjes direct bij de speeltuin worden ook gebruikt door jongeren, of begeleiders van de kinder-groepen van jeugdwerk (Buurtopbouwwerk). Oudere bewoners van de buurt geven aan dat het leuk zou zijn als er ook meer elementen zijn voor ouderen zoals een jeu de boules baan. Deze was blijkbaar vroeger aanwezig, maar door gebrek aan onderhoud is deze weggehaald tijdens de verbouwingen van Trichterveld.

Figuur 3.3.8: Grotere speeltuin met diverse wat grotere speel-instrumenten (Bataviaplantsoen).

Aankondiging bewonersbijeenkomst door de gemeente

Vanaf maart 2022 worden de 28 ‘inloopbijeenkomsten’ gepland voor elke buurt in Maastricht waar sport- en speelplekken zijn. Deze bijeenkomsten worden aangekondigd via de website ‘Thuis in Maastricht’ maar ook middels brieven voor bewoners die in de buurt woonden van de bijeenkomsten. De inleidende tekst hiervan is: “Mensen sporten steeds vaker buiten. En kinderen spelen graag buiten. Daar willen we als gemeente op inspelen met passende sport- en speelplekken. Want we willen betere plekken maken met het geld dat we hiervoor hebben. Waar moeten we dan aan denken? Dat horen we graag van je.” Aan de bewoners die niet aanwezig konden zijn, wordt de mogelijkheid geboden om een korte digitale enquête in te vullen. De vragen die hierop gesteld worden, zijn:

  1. Maak je wel eens gebruik van de speelplek het dichtst bij je huis? Of kies je vaker voor een plek verder van huis omdat die groter of leuker is?

  2. Vind jij dat er voldoende is voor alle leeftijden? Zowel voor kinderen als jongeren als senioren?

  3. Zo niet, wat mis je?

  4. Heb je tips, ideeën of opmerkingen? We horen het graag. Vast dank!

Op deze uitnodiging wordt aangegeven dat de gemeente via de bijeenkomsten en online formulieren alle wensen zal verzamelen, en vervolgens zal bekijken wat ze kunnen oppakken binnen het bestaande budget. Wensen die meer geld kosten, zullen ze voorleggen aan de gemeenteraad. De specifieke bijeenkomst voor Mariaberg is de laatste van de 28 bijeenkomsten en vindt plaats in oktober 2022 (Thuis in Maastricht, 2022).

Voorbespreking inventarisatie van sport- en speelplekken van Mariaberg met buurtopbouw en buurtnetwerk

In oktober 2022 delen we als onderzoekers een concept-inventarisatie van de sport- en spelplekken uit aan de andere deelnemers van het overleg: Buurtopbouwwerk en het Buurtnetwerk. De gemeentelijke aankondiging van de bijeenkomst voor bewoners van de buurt en de enquête daarbij worden even besproken. We geven een summier overzicht van de tot nu toe geobserveerde sport- en speelplekken en preliminaire resultaten. We vragen Buurtnetwerk en Buurtopbouw op welke plekken ze zich willen concentreren voor die gemeentelijke dag. Hun wens is om te focussen op de plekken en vragen zoals eerder afgestemd. (Dit betreft de zeven plekken zoals gerapporteerd in de eerdere secties van dit hoofdstuk.). Er heerst overeenstemming dat ook die plekken waar nu geen sport/spel-objecten staan of hoeven komen te staan belangrijk zijn, omdat daar misschien andere dingen georganiseerd kunnen worden die van belang zijn voor de buurt. (Zoals een plek om wilgen te planten.) Binnen Mariaberg is het ‘kippenveldje’ zo’n plek (zie eerder in deze sectie, en casus 'Kippenveldje'). We leggen de typen observaties en typen vragen uit die gesteld zijn: wat mensen doen op de plekken, wat hun wensen zijn en wat ze er niet kunnen doen wat ze wel op een andere plek doen, of zouden willen doen. We vragen wat Buurtnetwerk en Buurtopbouw het belangrijkst vinden hiervan voor het rapportje dat de onderzoekers voor ze kunnen maken. Buurtnetwerk en Buurtopbouw geven aan dat observaties en wensen van bewoners voor hen even belangrijk zijn. Het Buurtnetwerk geeft aan dat ze vindt dat eigenlijk alle besproken plekken behouden moeten blijven, omdat zes gemeentelijk beheerde sport- en spelplekken op een hele buurt niet voldoende is, en ook kleine plekjes gebruikt worden. ‘De jonge mensen zijn ook de toekomst’, wordt daaraan toegevoegd (Universiteit Maastricht, 2022d).

Bewonersbijeenkomst sport- en spelplekken van Mariaberg

De bewonersbijeenkomst ‘Sporten en spelen in Mariaberg’ vindt plaats in het buurtcentrum van Mariaberg. De coördinatie wordt gedaan door medewerkers van gemeente Maastricht afdeling Bewegen, Sport en Recreatie bij gemeente Maastricht, en Maastricht Sport. Bij binnenkomst staat een banner met ‘kernwaarden’ voor openbare sport- en speelplekken in Maastricht (zie Figuur 3.3.9). Kernwaarden zijn bijvoorbeeld ‘de grote sport- en speelplekken blijven’ en ‘afstand voor kinderen tot 12 jaar 400 meter vanaf huis. Vanaf 12 jaar 1 kilometer’. De meeste deelnemers lijken die banner niet te lezen. De organisatie heeft op 2 tafels dezelfde twee grote kaarten klaargelegd van Mariaberg. Daarop staan zes van de zeven sport- en spelplekken die we als onderzoekers ook geïnventariseerd hebben. Alleen het ‘kippenveldje’ staat niet op de kaart van de gemeente als speelplek, maar dat is dan ook een plek waar nog geen speelinstrumenten van de gemeente staan.) Daarnaast staat ook juist een andere veldje zonder speelinstrumenten dat omgeven is door woningen op de kaart van de gemeente als ‘informele speelruimte’ (zie Figuur 3.3.10). Ten slotte staat ook het eerder genoemde meest dichtstbijzijnde speelplekje in de buurt ten zuiden van Mariaberg op de kaart van de gemeente. Middels zes ‘foto-inlays’ kunnen de deelnemers de grotere plekken in wat meer detail zien. Op de kaarten worden door de bewoners al snel na de start van de bijeenkomst de eerste sticky notes geplakt. Het lijkt er op alsof de kinderen vooral ideeën opperen en de ouders ze vooral opschrijven. De gemeentelijk medewerkers staan elk bij een tafel met zo’n kaart. (De sportafdeling van de gemeente is ook aanwezig met een apart standje.) Er zijn tegen de dertig volwassenen aanwezig en er zijn ongeveer twaalf kinderen binnen. Zij zijn bijvoorbeeld bezig met de sticky notes, ze vertellen iets aan de ouders die dan iets opschrijven of bevinden zicht bij het standje van de sportafdeling om een presentje te krijgen. Er zijn ook nog zo’n zes kinderen buiten aan het spelen. De Buurtnetwerkvoorzitter en Opbouwwerker zijn ook aanwezig, en ook enkele ‘kippenouders’ (zie casus 'Kippenveldje'). Er komen ook enkele raadsleden van de gemeente Maastricht de bijeenkomsten bezoeken. Wij als onderzoekers staan bij elk een tafel met een kaart (Universiteit Maastricht, 2022e).

De medewerkers van gemeente Maastricht leggen het doel van de bijeenkomst uit: dat ze zoveel mogelijk informatie willen verzamelen over het gebruik van plekken in Mariaberg als speelplek. De gemeente zal vervolgens een overzicht maken van de wensen. Ongeveer de helft van de plekken zal weg moeten, maar er zal ook geld geïnvesteerd worden in de plekken die blijven. Kleine plekken die dicht bij elkaar zitten worden gebundeld tot grotere plekken. Bijvoorbeeld wordt overwogen om de speelattributen wipwap bij het plein (Volksplein) en de omheinde speeltuin (Aart van Trichtweg) te bundelen tot 1 speelplek. Dat verdwijnen van plekken zal dit jaar nog niet gebeuren. Bovendien worden 50-kilometer-wegen beschouwd als barrières en dan moet er aan weerszijden een speelplek zijn.  De gemeentelijke medewerkers die de bijeenkomst begeleiden leggen aan ons en enkele andere omstanders praktische zaken uit over het beheer van speelplekken, bijvoorbeeld over de kosten. Daarbij geven zij ook aan dat ‘natuurlijk spelen’ in de regel meer kost. Het gaat volgens hun vaak sneller kapot en is onveiliger. We vragen hen of er ook speel- en sportplekken bij komen in het toekomstige buurtpark (zie casus 'Buurtpark Blauwdorp'). Dat dit park momenteel wordt aangelegd, is echter niet bij alle aanwezige gemeentelijk medewerkers bekend. De onderzoekers merken op dat bewoners middels de kaart met foto’s enigszins gestuurd worden in hun input, aangezien ze de kaart zouden kunnen opvatten als dat alleen over deze plekken iets gevonden mag worden. De gemeentelijk medewerkers geven echter aan dat dit niet klopt omdat bewoners over alle plekken in de buurt iets mogen opschrijven.

Het lijkt er niet erg op alsof de organisatoren de sessie veel ‘modereren’ (bijvoorbeeld verschillende leeftijden aan bod laten komen, zorgen dat alle relevante plekken aan bod komen of met een ronde-systeem werken): ze staan er, lijkt het, vooral om antwoord te geven op vragen, en mensen aan te sporen om iets over speelplekken op de kaart te zetten. De gemeentelijk medewerkers geven aan dat bij de meeste bijeenkomsten net als bij deze de piek van deelname is in het half uurtje aan het begin van de activiteit, omdat bewoners vooral hun eigen wensen (en die van hun kinderen) komen opschrijven. En dat het nu dus al een stuk rustiger is (Universiteit Maastricht, 2022e).

Aan het eind van de bijeenkomst staat er op de sticky notes bijvoorbeeld de wens om het ‘Begoniaplein’ hondenvrij te maken. Het is de wens van de bewoners dat er daarna weer meer speelinstrumenten komen op die plek. Deze zijn namelijk de afgelopen jaren afgebroken en niet teruggebouwd. De bewoners bieden middels de bijeenkomst aan om de plek dan door hen zelf te laten onderhouden. Daarnaast is in de sticky notes voor de gemeente het voorstel van bewoners te vinden om een natuurspeeltuin te maken bij het ‘kippenveldje’ achter het Buurtcentrum. Bij de grotere speeltuin (Bataviaplantsoen) wordt door oudere deelnemers gepleit voor een jeu-de-boulesbaan (Universiteit Maastricht, 2022e).

Enkele dagen na deze buurtbijeenkomst kopt Dagblad De Limburger met ‘Blunder over speelplekken in de stad hersteld’ (De Limburger, 2022c). Hierbij doen ze verslag van de bijeenkomst van Mariaberg als afsluitende buurtbijeenkomst binnen het programma van de gemeente. Alles buurtbijeenkomsten samengenomen zijn vele post-its ingevuld tijdens de bijeenkomsten en daar bovenop digitaal ruim zeshonderd enquêtes ingevuld. Veiligheid, slecht onderhoud en hondenpoep zijn veel genoemde thema’s. Een regelmatig aanwezige ambtenaar geeft aan dat het algemene beeld is dat er veel goede ideeën zijn, en weinig wensen om bepaalde speelplekken op te heffen. Dat plaatst de gemeente voor een dilemma: als ze vasthoudt aan de bezuiniging ontbreekt er geld om aan alle wensen tegemoet te komen. Maar de nieuwe coalitie vindt sport en spelen heel belangrijk en wil daar ook meer geld voor uittrekken. De gemeente maakt per buurt een plan voor de komende vier tot vijf jaar, waar de gemeenteraad het volgende voorjaar over beslist. Daarbij houdt Maastricht vast aan de uitgangspunten van de gemeenteraad zoals ‘kwaliteit boven kwantiteit’ en zeker één grote speelplek per buurt. Dat staat echter weer tegenover de wensen van bewoners, die de nabijheid belangrijk vinden (700 meter afstand is te ver) om toezicht te kunnen houden en onvoldoende tijd lijken te hebben om met hun kleinere kinderen verder te lopen (De Limburger, 2022c).

Figuur 3.3.9: informatie-banner van de gemeente voor de bewonersbijeenkomsten over speelplekken in de buurt, met daarop uitgangspunten voor speelplekken


Figuur 3.3.9: ’informele speelruimte’ die op de kaart van de gemeente staat voor de bewonersbijeenkomst over speelplekken (Google Maps, 2021)

Antwoorden op de leervragen

In hoeverre voldoen de speelplekken in en om Mariaberg aan de verschillende behoeften van bewoners?
Op basis van de straatinterviews die we uitvoerden tijdens ons onderzoek kunnen we concluderen dat sommige speelplekken voor kleine kinderen nog te ver weg zijn vanaf hun huis. Dit omdat ouders hun kleinere kinderen (van onder de 10 jaar) nog niet meer dan een halve kilometer alleen willen laten lopen. Daarnaast geven ouderen aan dat er wel geschikte gebieden voor ze zijn, maar dat daar te weinig bankjes zijn, en ook zouden ze het liefst willen dat daar dan ook koffie of thee geschonken wordt. Jongeren worden nog regelmatig weggejaagd van de speelplekken en missen dus ook plekken waar ze kunnen ‘hangen’ (Universiteit Maastricht, 2022a).

De gesprekken met bewoners gedurende de feedback-bijeenkomsten (Universiteit Maastricht, 2022b) op onze leervragen bevestigen dit beeld en vullen het aan: wij noemen aan het begin van deze sessies voor de bewoners eerst wat relevante cijfers uit de buurt-gezondheidsmonitor. Iets meer dan de helft van Mariabergers voldoet aan de beweegnorm. Ongeveer 65% van de deelgenomen bewoners vindt de buurt aantrekkelijk om in te bewegen. In heel Maastricht is dat ongeveer 10% hoger. Ongeveer 54% vindt dat de buurt voldoende plekken heeft voor ontmoeting. In heel Maastricht is dat ongeveer 7% hoger. Maar de bewoners van zowel de buurt als de gemeente zijn wel al behoorlijk tevreden met het groen in de buurt en ongeveer even tevreden: in beide gevallen ongeveer 85% (GGD Zuid Limburg, 2020; in de cijfers is Mariaberg samengenomen met de aanliggende buurt.). De deelnemende buurtbewoners met name uit Proosdijveld) zijn het wel eens met de groencijfers vanuit hun beleving. Betreffende de beweeg- en ontmoetcijfers voegen ze toe dat er inderdaad wel iets meer kan. Bijvoorbeeld weer een jeu-de-boule baan in de buurt, vooral voor ouderen.

We laten een overzicht van de speelplekken zien (zie sectie 'Beschrijving van de casus') met concrete voorbeelden van onze observaties. We geven bijvoorbeeld aan dat voor oudere kinderen van zo’n 12 tot 18 jaar oud de buurgrens geen grens vormt voor waar ze wat sporten of verblijven (‘hangen’), en dat we bij onze straatinterviews horen dat ze ook gewoon naar een buurt verderop gaan daarvoor. De deelnemende bewoners bevestigen dat bij het sportpark (Florasingel) regelmatig veel jeugd sport of verblijft: “ze zitten in de JOP en maken veel gebruik van de callesthenics-apparaten. Ik heb daar zelf geen last van. Ze roken gewoon een sigaretje ‘s avonds. Ze zijn niet rebels maar je hebt op andere plekken ook rebelse jongeren.” De bewoners voegen toe dat hun (klein) kinderen van ruim onder die leeftijd dat niet mogen. Bijvoorbeeld mogen ze niet zelfstandig de drukke autowegen oversteken. Voor deze kinderen en net wat ouder heeft de buurt ook de jeugdwerk-groep van Buurtopbouwwerk die naar de speelplekken in de buurt gaat, geven ze aan.

We gaan met de bewoners één voor één de speelplekken af. Ze geven aan te herkennen en begrijpen dat ouderen in het deel naast de sportplekken in het sportpark (Florasingel) een wat betere verblijfplek willen (zoals bankjes en een tafel). En dat de wat grotere speeltuin (Bataviaplantsoen) een succesvolle plek is, die ook groot genoeg voor wat kleinere kinderen om daar langer te blijven: “ik heb daar in Coronatijd met mijn zoontje die toen ongeveer vijf jaar oud was een keer vier uur gezeten. Hij heeft daar onder andere in de zandbak gespeeld. Dat was wel echt fijn.” Ze weet ook dat er wel eens mensen uit andere buurten met de auto, speciaal voor deze (gratis) speelplek. Maar vanuit andere (deel) buurten zoals Proosdijveld wel te ver om kinderen alleen te laten gaan. Dus dan moet je echt mee. Dus dan moet je echt mee. (De bewoners bevestigen wel onze eerdere bevindingen uit straatinterviews dat de kattenpoep in de zandbak een minpunt is.) Betreffende het grasveldje naast de kippenren, geven enkele bewoners die ook ‘kippenouders’ zijn aan dat er al een plan ligt betreffende sport- en spelplekken voor dat veldje vanuit buurtbewoners (zie sectie 'Beschrijving van de casus'). Dit mede naar aanleiding van de speelplekken-bijeenkomst georganiseerd door de gemeente.

We noemen dat bij deze speelplekken-bijeenkomst de gemeente ook een banner had meegenomen met uitgangspunten (bijvoorbeeld maximaal 400 meter afstand tot speelplek voor jongere kinderen, zie vorige sectie). En dat we tijdens ons onderzoek kinderen hebben gesproken die aangaven dat ze vanuit Blauwdorp naar de grotere speeltuin (Bataviaplantsoen) liepen, ongeveer een kilometer. Sommigen mochten dat wel als kinderen zonder ouder en samen met andere kinderen, maar dan vond de moeder het wel heel spannend. De bewoners geven aan dat de afstand vanaf huis voor hen nu langer is (zo’n 600 meter) en dat ze dat inderdaad ook te ver vinden. Bijvoorbeeld met het oog op de afstand, vallen en sociale veiligheid. Ze geven aan dat er enkele andere plekken zijn in de buurt waar speelplekken gemaakt kunnen worden waardoor bijna iedereen in de aanliggende deelbuurt (Proosdijveld) ook een speelplek heeft voor jongere kinderen binnen 400 meter. En dit zonder dat de speelplekken te kort op elkaar zitten. Ze noemen daarvoor vooral het grasveldje naast de kippenren, en de speelplek waar nu weinig speelinstrumenten staan (Begoniaplantsoen). Ze bevestigen dat op het grasveldje bij de kippenren regelmatig door de jeugdwerkgroep activiteitjes en activiteiten georganiseerd worden. Bijvoorbeeld het was het zomerkamp goed bezocht was en worden er bijvoorbeeld ook soms hutten gebouwd. Het idee van sommige omwonenden is om daar een ‘natuurspeeltuintje’ te maken. Bijvoorbeeld met boomstronk, rioolbuis, een heuveltje en iets om in de boom te doen (zoals een veilige boomhut). Dit met het oog op de kinderen van de wat latere basisschoolleeftijd. Maar dus niet met klassieke speeltoestellen. Ze weten dat sommige zaken zoals een boomhut wellicht niet mogen in verband met gemeentelijke aansprakelijkheid (valrisico). Maar ze geven aan dat kinderen dan in de praktijk een andere boom pakken, waar het risico minstens even groot is. Wel is er over gesproken om er misschien een speciaal daarvoor gemaakte klimboom te planten. “Maar tegen de tijd dat die er staat zijn onze kinderen waarschijnlijk al te groot.” Omdat het veldje bij de kippenren dus al regelmatig gebruikt wordt door jeugdwerk, moet echter met hen eerst verder overlegd worden, of meer ingezet worden op bepaalde instrumenten op het veldje een kleine 200 meter verderop met nu weinig spelinstrumenten (Begoniastraat).

De bewoners lijken de algemenere boodschap van de gemeente op hun bijeenkomstdag dat bepaalde kunstmatige speelplek-zaken goedkoper in onderhoud en wellicht functioneler zijn dan natuurlijke varianten (zoals kunstgras) grotendeels te accepteren. Betreffende het specifieke idee voor de natuurspeelplek zijn ze geïnformeerd dat de gemeente in verband met de bezuinigingen waarschijnlijk geen toestellen zal plaatsen en ze gevraagd heeft naar een verdere uitwerking van hun eigen idee. Ze melden ook nog dat ze zien dat bepaalde plekken die niet op gemeentelijk terrein zijn worden gebruikt door kinderen, zoals bij het buurtcentrum om te ‘hangen’, of een private peuter-speelplek van de kinderopvang. (Daar klimmen sommige buurtkinderen dan soms over het poortje.)

Tot slot zijn de deelnemende bewoners het met ons eens betreffende het antwoord op onze leervraag over voldoen van speelplekken: voor kleine kinderen zijn speelplekken voor een deel van de buurt te ver weg, in ieder geval met het oog op onbegeleid er naartoe laten gaan. Betreffende ouderen zijn de locaties er wel maar is ofwel niet genoeg zitplek ofwel ontbreken andere faciliteiten zoals een koffie- en theeplek, ofwel zitten ze te dicht op de hangjongeren. Betreffende hangjongeren zelf zijn ze het eens dat dit ook beter kan omdat ze soms weggejaagd worden op plekken waar ze niet echt iets verkeerds doen (geen rommel laten liggen of geluidsoverlast)  (Universiteit Maastricht, 2022b).

Hoe verbind je de buurten in Mariaberg en hoe breng je mensen uit de verschillende buurten met elkaar in contact? Meer specifiek, hoe verbind je Trichterveld met Blauwdorp?
Op basis van onze straatinterviews kunnen we concluderen dat deze vraag minder resoneert bij de bevraagde bewoners. Er is wel de wens om te ontmoeten met andere bewoners, maar het maakt ze dan vaak niet uit met welke andere bewoners. De wens lijkt over het algemeen iets meer te gaan over dat dit gebeurt binnen de eigen buurt of deel-buurt. Het wordt ook door de bewoners gewaardeerd om ontmoeten met mensen buiten de (deel)buurt, maar dan maakt het de bewoners niet uit van welke buurt deze mensen zijn (Universiteit Maastricht, 2022a).

Ook betreffende deze leervraag bevestigen gesprekken met bewoners tijdens de feedback-bijeenkomsten (Universiteit Maastricht, 2022b) het beeld en vullen het aan: de bewoners geven aan dat in andere (deel)buurten soms ook een beetje ander type mensen woont, en dat ze soms verwachten dat die minder behoefte hebben aan ontmoeten met andere buurten. Zelf maakt het ze inderdaad niet veel uit of ze een praatje maken met bewoners van een andere buurt of dezelfde buurt. Ze vragen zich af waarom met name de ‘systeemwereld’ bijvoorbeeld de gemeente) die verbinding tussen deelbuurten zou willen. We antwoorden dat dat onder andere te maken heeft met de wens vanuit bijvoorbeeld de gemeente om een voldoende grote en voldoende samenhangende buurt te creëren om voldoende vraag, aanbod, samenwerking en kennisuitwisseling te creëren voor sociale en ondernemings-initiatieven. Dit idee hangt vooral ook samen met de Blauwe Loper als tracé: via deze langzame verkeersroute zou men vaker langs plekken kunnen komen waar het interessant zou zijn om bijvoorbeeld een winkeltje te hebben of iets te kopen. Sommige bewoners geven aan dat zij en hun buurtbewoners de verschillende plekken ook nu wel kunnen vinden (zonder Blauw Loper). Wel denken ze dat het buurtpark een leuke plek kan worden als dat de hele buurt Mariaberg ‘trekt’. Hun ideeën daarvoor zijn om het nieuwe buurtpark leuk in te richten, en bepaalde diensten aan te bieden zoals een ijskarretje op warme dagen. Een bewoner geeft aan dat ze om daar te willen zitten dan wel wat afscherming zou willen, bijvoorbeeld door bomen, ook in verband met wat privacy. En de verlichting moet wel ook goed zijn. Op dagen met mooi weer krijg je ook veel makkelijker gesprekken, geven ze aan. Sommige bewoners geven aan dat ze ook best wel wat vrijwilligerswerk willen doen om zo’n plek te onderhouden. Als succesvol voorbeeld om van te leren noemen ze het Vrijheidspark langs de Groene Loper (zie casus 'Vrijheidspark'). Succespunten daar zijn de waterfonteintjes (bedriegertjes), terras, en dat er daar veel andere mensen zijn. Ze denken dat zoiets wel de verbinding tussen de buurt kan maken. Ze overwegen het grasveldje naast de kippenren als goede plek daarvoor, vanwege de ligging meer in het centrum van Mariaberg en de bedrijvigheid (Buurtcentrum).

Betreffende de Blauwe Loper als tracé zijn er nog veel vragen bij de bewoners. Dit net als tijdens de bewonersfeedback-bijeenkomst over het Buurtpark (zie casus 'Buurtpark Blauwdorp'). De vragen zijn ook soortgelijk: “Hoe gaat het verkeer daar rijden?” en “Komt er een stoplicht of voorrangsregeling om de Blauwe Loper ook over de drukke weg te kunnen blijven volgen?” Ook hier adviseren de bewoners dat de voorrangsregeling van de Groene Loper voor voetgangers en fietsers (ook als je die over wilt steken op de meer druk bezochte plekken) door de gemeente als voorbeeld gebruikt wordt. En dat ook duidelijker gemaakt wordt dat het een wandelstraat is. Sommige bewoners geven aan het wel fijn te vinden dat het buurtpark langs het Blauwe Loper tracé ligt: “dan kun je daar even uitrusten op de bankjes”.

Tot slot vragen we de bewoners of ze het eens zijn met ons antwoord op de leervraag ‘hoe verbind je de buurten in Mariaberg?’. Ze bevestigen nog eens dat het hen meer gaat om ontmoeting met bewoners in algemene zin. “Mensen zijn mensen.” Zelf hebben ze het meeste contact met mensen die om hen heen wonen, maar ze denken dat als de Blauwe Loper later leuk wordt ingekleed, dat dat wel anders kan gaan worden. Vooral met de eerder-genoemde leuke voorzieningen. “Als het een leuke plek is, dan gaan mensen daar vanzelf naartoe en maak je vanzelf contact.” Afgezien van dat de bewoners de koppeling tussen de buurten meestal minder belangrijk vinden dan ontmoeten in algemener zijn, zien zij de Blauwe Loper en het Buurtpark wel als bijdragers aan beide van deze zaken. (Universiteit Maastricht, 2022b).

VRAGEN?

Bel ons tijdens kantooruren op:
+31(0)43-3882436
Stel uw vragen buiten kantooruren per e-mail:
info@ruimtegids.eu

PARTNERS

logos juli2021 2

Search